Mineralen en Whisky
Hoe
zachter de rots is waardoor het water sijpelt, hoe meer mineralen er in het
stromende water worden opgelost.
Elke
rotssoort bevat andere mineralen waardoor de samenstelling van het gebruikte
water de smaak van de whisky enorm kan beïnvloeden. Hier volgen enkele
opmerkelijke waarnemingen m.b.t. mineralen in het water :
De
hoeveelheid calcium in het water beïnvloedt het tempo tijdens het gisten en de
smaken die tijdens het fermenteren worden gevormd. ‘Zacht’ water bevat weinig calcium waardoor het mengsel vrij snel
begint te gisten. Het meeste water in Schotland is zacht. Hoe harder het water,
hoe meer mineralen er in oplossen (calcium, magnesium, ijzer, zink...)
Hard
water wordt voornamelijk gebruikt voor bourbon.
Zoals
gesteld is – naast de tijdspanne waarin het water in de ondergrond vertoefd –
de geologie is de belangrijkste factor. De lithografie (geologische
gelaagdheid) zal bepalend zijn voor de soorten en hoeveelheden mineralen die in
het water worden opgelost. Zo heeft de Speyside
(noorden van Schotland – klik hier voor meer uitleg over Schotse whiskyregio’s) heel veel graniet, kwarts en rode zandsteen in de ondergrond. Deze
lagen zijn moeilijk oplosbaar in water, wat er voor zorgt dat het water in Speyside eerder zacht is. Glenfiddich,
Ben Rinnas en Aberlour zijn
voorbeelden van zachte graniet-water
whisky’s. Cardhu, Inchgower
en Knockando zijn voorbeelden van zachte
kwarts-water whisky’s.
In
de Northern Highlands
bevinden zich dikke lagen zandsteen in de bodem. Deze zijn goed oplosbaar in
water, waardoor het water zeer mineraalrijk is. Een voorbeeld van een whisky
uit deze streek is Glenmorangie.
Basalt in de ondergrond en kleihoudende lagen in de bodem (bodem =
bovenste lagen) geven een typische minerale samenstelling aan water (vb.
Ierland : Bushmills),
evenals koolstofhoudende kalksteen (vb Jameson). In Noord Amerika zit er veel kalksteen en karst in de bodem wat zorgt voor kalkhoudend water. In
Japan zit er veel gravel en klei in de grond wat zorgt voor vrij hard water.